Gijs Jolink
"Niets is onmogelijk. De enige beperking ben je zelf."
Kuier'n met... 6 juni 2014 0Gijs Jolink van de Feestfabriek: “Als ik één ding heb geleerd van de Zwarte Cross is het wel dat niets onmogelijk is”
Heel Nederland weet onderhand wat de Zwarte Cross is. Uit een feest in de wei bij boer Teunis is een mega-evenement gegroeid met meer dan 150.000 bezoekers. Zoiets gebeurt als Gijs Jolink (42) en zijn compaan Hendrik-Jan Lovink iets leuks willen doen. Niets is onmogelijk. De zoon van Ben Jolink was jarenlang ook een van de drijvende krachten achter Jovink & the Voederbietels, totdat hij voor pampus in bed kwam te liggen.
Bij ons ging het om schik maken. Of zoals mijn opa altijd zei: “Lao’w een betje met mekare hen doon.”
“Jovink en de Voederbietelswas vijftien jaar lang mijn leven. Wat ik vooral leuk vond, was het samen in een busje zitten. Dat schoolreisjesgevoel. Plankgas. Op weg naar het volgende optreden. Je kunt met een stel kameraden gaan stappen, maar dit is leuker. Los van succes hebben, geld verdienen of beroemd zijn draaide het bij ons om samen iets neerzetten. Elk optreden was één groot feest. Magic! We hadden als band niet per se een boodschap. Voor de emancipatie van het platteland had Normaal zich al druk gemaakt. Dat was dus geen onderwerp meer. Nee, bij ons ging het om schik maken. Of zoals mijn opa altijd zei: “Lao’w een betje met mekare hen doon.” Geen ruzie en om de beurt een rondje bier indoen. We traden een paar keer per week op. Daarnaast bedachten we in Hummelo een feest waar we zelf ook naartoe zouden gaan. We doopten het de Zwarte Cross. Een paar ingrediënten vonden we belangrijk. Het moest iets zijn met motoren en muziek. Bovendien wilden we het laagdrempelig houden. Gratis entree en gratis deelname aan de cross. Het begon heel klein in de wei bij boer Teunis in het Hummelse Broek. Het eerste jaar trokken we 1.000 mensen, het tweede al 4.000. Er zat verder geen enkel idee of concept achter; we deden het omdat we het leuk vonden. Wat in wezen altijd een goed beginsel is om iets te doen. We dachten: als we dit serieus aanpakken, kunnen we het misschien nog wel beter maken. Het laten groeien naar een festival waar 10.000 mensen op afkomen. Misschien wel 40.000. Dan kunnen we grote bands laten komen en echte stuntmannen inhuren in plaats van een local hero die door tl-buizen springt. Hendrik-Jan Lovink – Cohen zoals ik hem noem – en ik hebben toen samen met anderen de Feestfabriek opgezet. Een evenementenbedrijf. Vorig jaar hadden we 162.795 bezoekers op de Zwarte Cross en een stuntman die met zijn motor over het twintig meter hoge hoofdpodium sprong. Als ik iets geleerd heb van dit avontuur, is het wel dat niets onmogelijk is.”
“Twee dagen heb ik in bed gelegen. Ik dacht: zó voelt dus een burn-out”
“Overdag werken op kantoor, ’s avonds en in het weekend muziek maken. Op een bepaald moment ging het schuren. De band werd steeds populairder, de agenda voller. Ik weet nog dat ik van kantoor naar huis reed. Al maanden was ik druk en ik voelde me niet lekker. Thuis ben ik in bad gegaan, maar ik voelde me steeds slechter worden. Even later zakte ik letterlijk door mijn benen. Voelde me moe, duizelig, emotioneel. Twee dagen heb ik vervolgens voor pampus in bed gelegen. Ik dacht: zó voelt dus een burn-out. Gelukkig was het dat niet, want binnen een week was ik zodanig opgeknapt dat ik weer de bühne op kon. Eén ding wist ik daarna wel: ik wil niet eindigen als Keith Richard (drugs- en drankgebruiker van The Rolling Stones, red.). Muzikant zijn is een mooi, maar zwaar vak. Als je veel optredens doet, zie je er soms uit alsof je drie weken onafgebroken in een kolenmijn in de Oekraïne hebt gezeten. Het is gewoon niet gezond. De arts hield het op een zenuwinzinking. Hij adviseerde me lering te trekken uit deze vervelende ervaring. Dat heb ik gedaan door te stoppen met de band. Voor het alternatief – minder optreden, minder bier drinken, vroeger naar huis – heb ik niet gekozen omdat deze band het júist moet hebben van die passionele inzet. Ik wil daar verder niet al te zwaar over doen. Ik sta flexibel in het leven. Als blijkt dat je als gevolg van gezondheidsproblemen iets niet meer kunt, ga je gewoon iets anders doen. Daar ben ik makkelijk in. Ik heb een drang om álles uit mezelf te halen in de korte tijd dat ik leef. Ik wil niet zwelgen in medelijden als iets tegenzit en zeker niet stilzitten. Daar is mijn tijd hier op aarde te kostbaar voor. Als creatieveling zit ik nu bij de Feestfabriek (organisator van de Zwarte Cross) helemaal op mijn plek, omdat ik het liefst dingen verzin én uitvoer, die er nog niet zijn.”
“Mijn vader (Bennie Jolink) was niet mijn grote voorbeeld, eerder andersom”
“Ik heb niet zoveel op met interviews. Al die persoonlijke dingen die je leest van mensen, de zelfreflecties van die BN’ers in bladen. Aan mij niet zo besteed. Aan de andere kant, je mag me van alles vragen. Ik heb niks te verbergen. Al weet ik alleen nooit zo goed wat een ander ermee moet. Als kind droomde ik niet van zingen in een band. In dat opzicht was mijn vader niet mijn grote voorbeeld. Het was eerder andersom. Mijn vader was weinig thuis. Toen ik een jaar of tien was, scheidden mijn ouders. Dat vond ik niet leuk. Geen enkel kind vindt dat leuk, denk ik. Ik had niet zoiets van: ‘Ik word muzikant.’ Mijn moeder is beeldhouwer. Ze heeft net als mijn vader de kunstacademie gedaan. Dat creatieve trok me ook niet. Wat dan wel? Misschien was ik met die vraag als kind ook nog niet zo bezig. Ik was een doorsnee-jongetje. Heel gewoon. Ik hield van buiten spelen, voetballen, fietscrossen en een beetje kattenkwaad uithalen. Terugkijkend – wat ik overigens zelden doe – heb ik een prima jeugd gehad in Hummelo. Met als hoogtepunt ieder jaar de Hummelse kermis. Een prachtig volksfeest met oude tradities. Het is vrijwel ondenkbaar dat je daar als inwoner van Hummelo níet bij aanwezig bent. Het mooie van deze hechte gemeenschap is dat de vrienden van de basisschool nog steeds mijn vrienden zijn. Onvoorwaardelijk. Met de meesten deel ik maar één belangrijk ding en dat is dat we bij elkaar in de klas zaten op de lagere school. We zijn met elkaar opgegroeid en bij elkaar gebleven. Als een soort familie. Zo moet je het zien. Als je ons groepje vrienden onder de loep neemt, krijg je een fantastische dwarsdoorsnede van de maatschappij. Ik ben best trots dat ik hier deel van uitmaak. Zoiets is mooier nog dan zelf je vrienden kiezen.”
“Voor mij is het dialect de beste taal om mezelf in uit te drukken”
“Uiteindelijk ben ik tóch muziek gaan maken. Samen met Hendrik-Jan Lovink. Op mijn zeventiende, achttiende hebben we elkaar een beetje gitaar leren spelen. Hij mij eigenlijk. Hendrik-Jan had wat muzieklessen gehad. In het begin was het van een uiterst bedenkelijk niveau, maar de spirit zat erin. We zeiden tegen elkaar: Laten we een band beginnen! Dat hebben we ook direct gedaan. Actie! Eerst schreven we nog wel eens in het Engels of in het Nederlands, maar de teksten in het dialect waren het best. Voor mij is het dialect toch de beste taal om me in uit te drukken. Best grappig, want ik heb niet van huis uit dialect leren spreken. Mijn ouders maakten de denkfout als zovelen in die tijd: We leren onze kinderen alleen maar ABN, omdat ze anders misschien een taalachterstand oplopen op school of niet afkomen van een zwaar accent. Ik heb het Achterhoeks geleerd van vriendjes op school, toen ik een jaar of zeven was. Toen ik thuis mijn eerste woordjes Hummels liet horen, zei mijn vader meteen: “O, a’j plat könt praoten, dan praote wie plat.” Zelf vertel ik mijn kinderen verhaaltjes in dialect of ik lees boekjes voor die ik dan zelf vertaal in het Achterhoeks. Eigenlijk zou iedereen dat moeten doen. Anders ben ik bang dat ons mooie dialect binnen afzienbare tijd helemaal verdwenen is.”
“Ik wil blijven verrassen en dromen. Dat zouden meer mensen moeten doen: zich afvragen wat wil ik het allerliefst?”
“Ik ben vader van twee jongens, Freek en Joep. Belhamels. Ze kunnen enthousiast zijn over van alles en nog wat. Ik heb dat ook. Ben overal vóór, nergens tegen. Ik zie bij hen een bepaalde onverschrokkenheid. Ze zijn niet bang. Ook die eigenschap herken ik bij mezelf. Lef is iets dat mijn leven tot nu toe voor een groot deel heeft bepaald. Ik ben nooit bang geweest om te kiezen voor onzekerheid. Ik durf risico’s te nemen. Misschien omdat ik bereid ben alles te verliezen. Dus als ik zou moeten kiezen tussen de zekerheid van een saaie baan of gaan voor een creatief vak, desnoods zonder salaris, kies ik voor het laatste. Omdat ik daar gelukkig van word. Om auto’s, kleding, meubels geef ik niks. Oké, ik heb wél een grote passie voor motoren. Ook dat is echter relatief als het erop aan komt. Geluk heb ik nooit gehaald uit spullen, maar uit dingen doen. Ik wil blijven verrassen en dromen. Dat laatste zouden meer mensen moeten doen: zich afvragen: wat wil ik het allerliefst? En dat dan gaan doen. Op een gegeven moment was mijn enige beroep evenementen organiseren. Als je dat zo zegt, klinkt het klein. Afgebakend. Ik wil niks afbakenen. Denk juist groots. Tsja, en dan kom je dus op de meest wilde ideeën, zoals tijdens de Zwarte Cross damestassen verkopen van gerecyclede festivalzeilen en een kinderboek in het dialect.”
“Weet je wat me aan het hart gaat? De verstedelijking, de leegloop van het platteland”
“Naast een doener ben ik ook een denker. Als ik bezig ben in mijn moestuin, op de fiets zit naar mijn werk of wandel met de hond borrelt er van alles bij me op. Weet je wat me aan het hart gaat? De verstedelijking, de leegloop van het platteland. Veel mensen die gaan studeren komen niet meer terug. Hoewel, Hummelo lijkt de uitzondering die de regel bevestigt. Het dorp bruist, leeft. Hier komt bijvoorbeeld méér middenstand in plaats van minder. Ik ben ervan overtuigd dat we dit voor een deel zelf in de hand hebben. Om te beginnen moeten we het onze kinderen naar de zin maken. Leer ze dialect, laat ze kennismaken met oude tradities en gebruiken, neem ze mee de natuur in. Daardoor denken ze straks – nadat ze zijn afgestudeerd in de grote stad - met warme gevoelens terug aan de plek waar ze zijn opgegroeid. En heel misschien keren ze wel terug. Ik ben in elk geval trots dat ik hiervandaan kom!”
Gijs in ’t kort
- Naam: Gijs Jolink
- Woont in: Hummelo
- Burgerlijke staat: getrouwd met Maaike. Twee zonen Freek (5) en Joep (4).
- Trots op: “De Zwarte Cross. Als ik daar rondloop, denk ik: ‘Ja, dit is een kermis zoals God het bedoeld heeft. Of de Hummelse kermis in ’t groot.”
- Boereninslag?: “Sinds kort ben ik de trotse bezitter van een eigen moestuin. Ik vind het nog steeds iets magisch om de groente die je om vijf uur uit je tuin haalt, om zes uur te eten.”
- Levensmotto: Alles kump goed.
Zwarte Cross
In juli vindt de Zwarte Cross plaats in Lichtenvoorde. Het festival is een bizarre mix van motorcross, muziek, stunts, theater, humor en veel gekte en spektakel. Dit zorgt voor een uniek feest voor jong en oud. Gezelligheid en gastvrijheid – waar de Achterhoek zo bekend om staat – vieren deze dagen hoogtij.
0 Reacties